
Bordeaux - Libornais

De stad Libourne ligt ook in het departement Gironde, aan de samenvloeiing van de Dordogne en de Isle, ongeveer 30 km ten noordoosten van de stad Bordeaux. Ondanks zijn belang als wijnhandelscentrum is het niet vrij van een zekere eentonigheid en men noemt het wel eens het meest typische van alle Franse provinciestadjes.
Geografisch
De grotere regio Libournais situeert zich tussen 44°38’NB en 45°5’NB en tussen 0°20’WL en 0°10’OL.
Klimaat & Terroir
Het klimaat van de Libournais lijkt op dat van de Médoc : tamelijk zachte wintersen warme, maar geen hete zomers. De warmste maanden zijn juli en augustus met een gemiddelde temperatuur van 20°C. De meeste regen valt in de winter. Koele,vochtige omstandigheden kunnen problemen veroorzaken tijdens de bloeiperiode en juni en later in september en begin oktober wanneer de druiven rijp zijn. Het noordelijk gedeelte van Saint-Emilion en zijn buurgemeenten ligt tamelijk ver vande zee en van de rivier en loopt dus meer risico op lentevorst.
Er werd door vorst veel schade aangericht in 1985 en 1991 en het gebied herinnert zich nog altijd 1965, toen catastrofale vorst enorm veel wijnstokken vernietigde en heel wat wijngaarden zo goed als geen oogst voortbrachten. Daarvoor bestaan er nu gelukkig wel meerdere adequate voorzorgsmaatregelen. Vorst richt wel minder schade aan op de Côtes, omdat daar een betere luchtcirculatie is dan op het plateau.
Wat reliëf betreft ligt de Libournais in het noordelijk deel van de laagvlakte van Guyenne, in de stroomgebieden van Dordogne en Isle. Het is een licht golvende vlakte met hoogteverschillen van slechts enkele meters; de maximale hoogte is ongeveer 100 m. Alleen de steile afdaling van Saint-Emilion kan men min of meer als een wijnberg aanduiden. Het gebied is een deel van het land van Aquitanië.
De Côteaux bieden een standplaats aan wijnstokken die, ondanks de helling,relatief beschermd worden voor noorden-en oostenwind, terwijl het plateau minder beschermd is. In de kalkstenen rotswanden zijn eeuwen geleden merkwaardige, diepe kelders uitgehakt. Deze bieden een ideale koele omgeving voor de rijping van wijn.
Saint-Emilion is gelegen op een heuvel van kalksteen, wat in geologische termen de rand van een plateau is. De steile glooiing kijkt uit in zuidelijke richting. Het plateau en de glooiing (de côte) vormen de beste ligging voor wijnteelt. Onderaan de glooiing is een zone van zanderige grind, op sommige plaatsen bedekt met door de rivier Dordogne aangevoerd zand.
Onderaan de glooiing groeit de wijnstok ook, maar de châteaux aldaar zijn van mindere rang; de beste châteaux liggen boven op de heuvel van kalksteen. Op de moerassige oevers liggen weinig wijngaarden. Naar het noorden toe glooit het plateau langzaam af naar het zijriviertje Barbanne. Hier is de rotsbodem bedekt met zand en grind en ook hier vinden we sommige uitstekende wijngaarden en
vele goede wijnen. De wijn geoogst op zand/grind is zachter en rijpt eerder dan die van het kalksteenplateau en van de côte.
Geschiedenis
De wijnbouw werd in de streek van Libourne reeds met zekerheid uitgeoefend ten tijde van de Romeinen. De dichter-consul Decimus Magnus Ausonius (310–394 na Chr.),geboren in Bordeaux en
naar wie vandaag één der beroemdste châteaux van Frankrijk in Saint-Emilion genoemd is, vermeldde reeds in de 4e eeuw dat zijn wijnen zelfs in Rome gedronken werden.
Ten tijde van de Romeinen waren op de nabijgelegen heuvels van Bourg-sur-Gironde de eerste wijnstokken geplant en het stadje was een belangrijke haven voor de export van wijn. Ook later gedurende de Engelse heerschappij over Aquitanië was dit nog de haven van waaruit vele wijnen verscheept werden
Enige eeuwen na de Romeinen verbleef Karel de Grote (768-814) in Fronsac en tijdens de Middeleeuwen waren Pomerol en Saint-Emilion reeds beroemde halteplaatsen op de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela. Tijdens Karel de Grote kwam Aquitanië, een groot gebied in Zuidwest-Frankrijk, onder rechtstreeks Frankisch gezag, als deelkoninkrijk, dit tot in 877. Circa 980 kwam de kern van het hertogdom Aquitanië toe aan de graven van Poitou. Eleonora van Guyenne was de erfdochter van Willem X, de laatste hertog van Aquitanië; ze huwde in 1137 met Lodewijk VII van Frankrijk, maar hertrouwde in 1152 met Hendrik Plantagenet, die in 1154 koning van Engeland werd. De vereniging van Aquitanië met Engeland was voor Frankrijk een doorn in het vlees. Pas in 1453 met de slag bij Castillon-la-Bataille werd Aquitanië voorgoed met Frankrijk herenigd.
Reeds in de 12eeeuw was de wijnbouw in delen van de Libournais vast verankerdnen in de 14e eeuw werd een vierde van de wijnopbrengst van Le Bordelais geëxporteerd naar Engeland.Na de honderdjarige oorlog (1337-1453) tussen Frankrijk en Engeland ontplooide zich op de rechteroever van de Gironde een bloeiende wijnhandel en de Dordogne diende als transportweg, waarop de rode wijnen van deze streek en van Bergerac naar Engeland uitgevoerd werden.
De opbloei van de wijnbouw in de 17e en 18e eeuw was hier evenwel minder uitgesproken in vergelijking met deze van de Médoc. Bij de classificatie van 1855 kwam de Libournais niet in aanmerking; het zou tot het midden van de 20e eeuw (1955) duren vooraleer Saint-Emilion een eigen classificatie kreeg, terwijl Pomerol, als tweede gerenommeerde appellation van het gebied, tot op heden nog geen classificatie kent.
In 1852 trad voor de eerste keer de echte meeldauw op en deze woedde zes jaar lang in de streek; tot in 1858 het spuiten met zwavel, koper en kalk ontdekt werd.
Deze ‘Bordelese pap’ was toen het enige werkzame middel tegen deze aantasting.In 1855, wanneer de wijnbouw in de Bordelais door de echte meeldauw bijna volledig vernield was, werd voor de Médoc -
wijngoederen de tot vandaag geldige classificatie opgesteld. Als maatstaf hiervoor gold niet eens de actuele wijnkwaliteit, maar de gemiddelde verkoopprijs die dat wijngoed toen behaalde.
Omstreeks 1860 werden in Frankrijk de eerste Amerikaanse wijnstokken (Vitis virginiae) ingevoerd voor een entproef. Deze waren echter aangetast door een klein insect, de druifluis (phylloxera vastatrix). Het werd een plaag die enorme schade aanrichtte. In twintig jaar tijd was praktisch iedere wijnstok in Frankrijk en de rest van Europa aangetast en afgestorven. Men vreesde het ergste voor de Europese wijn, tot men ondervond dat de wortels van de Amerikaanse wijnstok immuun waren voor de druifluis, zodat rond 1890 alles terug onder controle was en de Vitis Vinifera ssp. Sativa
zich herstelde door enting op Amerikaanse onderstammen.
De aantasting door de druifluis was maar het begin van een lange periode vanverval. Dan volgden de eerste wereldoorlog, de wereldwijde economische crisis en de tweede wereldoorlog. Pas in het midden van de 20e eeuw volgde een heropleving van de Europese wijncultuur.
Classificatie
In 1919 werd de omschrijving ‘Appellation d’Origine Controlée’ bij wet ingevoerd in Frankrijk ter bescherming van de goede wijnbouwgebieden.
In 1955 werd in het wijnbouwgebied Saint-Emilion een eerste classificatie gepubliceerd; deze staat echter sinds 2020 fel ter discussie. In de andere wijnregio’s van de Libournais is er gewoonweg geen officiële classificatie
Druivenrassen
Appellaties





AOC Fronsac is gesitueerd in het oosten van de Libourne. De AOC is afgebakend door 2 rivieren: la Dordogne en l'Isle. Enkel rode wijnen worden hier geproduceerd






